Lage winstbelasting wordt de nieuwe trend

 In Artikelen

Lage winstbelasting wordt de nieuwe trend

Nederland heft 25% vennootschapsbelasting (vpb), andere grote economieën iets tussen de 20% en 35%. Maar begin juli lanceerde het Britse ministerie van financiën een voorstel om de ‘corporation tax’(vpb dus) in 2020 te verlagen naar 18% (nu 20%, 2014: 21%, 2013: 23%) . Dat is het laagste onder de G20-landen. Ons buurland pakt hiermee een onstuitbare en juist voor Nederland onontkoombare trend op.

hein de kort
Hein de Kort

Toen stadhouder Willem III in 1689 na de Glorious Revolution koning van Engeland en Schotland werd, luidde hij paradoxaal genoeg ook het einde van de Nederlandse wereldmacht in. Sindsdien is Nederland een middelgrote speler die afwisselend de rol van partner en concurrent van Engeland zoekt. Als financieel centrum is die strijd gestreden; alleen op nichegebieden kan Amsterdam nog uit de schaduw van Londen treden. Gelukkig slaan we sinds de crisis de reële economie weer aan als het hoogst haalbare.

Als Ierland al huivert bij fiscale plannen van Verenigd Koninkrijk, dan moet Nederland minstens sidderen

Een lage winstbelasting — vroeger iets voor ontwikkelingslanden — is vanaf nu het statussymbool van een gezonde reële economie. Er is al jaren een mondiale trend van dalende vpb-tarieven. Onder EU-landen daalde het tarief gemiddeld meer dan 10% sinds de jaren negentig. Wie dacht of hoopte dat de crisisjaren de trend gebroken hadden, heeft het mis. Het Verenigd Koninkrijk (VK) maakt duidelijk: de trend blijft omlaag. Uiteraard is die lagere belasting een prikkel voor de Britse economie. Maar het is eerst en vooral een krachtige reclameboodschap: het VK is, naast een mondiaal financieel centrum, definitief terug als leidend modern industrieland. Daar wil je zijn.

Dagelijks maken overal ter wereld (vooral in de VS) ondernemingen die ‘Europa in willen’ een lijstje. Op zo’n shortlist staan de landen waar ze mogelijk een nieuwe vestiging willen opzetten met bijbehorende hoogwaardige werkgelegenheid. Een shortlist van landen is uiteraard kort en de punten van vergelijking zijn bondig. De details en analyses komen later. Welke landen op de lijstjes staan is afhankelijk van de investeringsplannen, maar Duitsland en Frankrijk zijn meestal niet de landen waar een nieuwkomer Europa betreedt. Vaak zie je één of meer ‘vaste gasten’ terug: België, Ierland, Nederland, Luxemburg, Zwitserland. Maar bij een hoogwaardige, gemengde investering staat één land áltijd op dat lijstje: het VK.

Boodschap is krachtig: Groot-Brittannië is definitief terug als leidend modern industrieland

Landen moeten bij het aantrekken van directe buitenlandse investeringen permanente zorg besteden aan infrastructuur, technisch- en taalonderwijs (Britten spreken geen Duits of Frans, wij nog wel?) en aan voldoende lage productiekosten in de breedste zin. Nederland houdt zich zeker op dat laatste punt goed staande, beter dan bijvoorbeeld België. Maar vooral het midden en noorden van Engeland zijn door herwonnen concurrentiekracht begonnen aan een ware economische renaissance. Dus het VK, met zijn omvangrijke binnenlandse markt, vanzelfsprekende banden met Noord-Amerika en met zijn ambities, is de te kloppen partij.

Een formidabele uitdaging, zeker nu bij gelijke geschiktheid het land met de laagste winstbelastingen wint. Daarbij gaat het maar om één ding, het tarief. Als Ierland (met 12,5% vpb) al huivert bij de plannen uit Londen, en dat doet het, dan moet Nederland (met 25% vpb) sidderen.

Prinsjesdag 2015 biedt de kans om óp de golf te surfen. Hoopgevend is dat staatssecretaris Wiebes van Financiën op 19 juni het parlement onder andere al meedeelde dat in september een budget-neutrale tariefsverlaging overwogen wordt. Een wijze en onvermijdelijke eerste stap, want overmorgen pruttelt de koffie in een wereld waar Nederland zich een tarief boven de 15% niet kan veroorloven.

Start typing and press Enter to search